Wat is logopedie?
Logopedie is een paramedische discipline die zich bezighoudt met de behandeling van
communicatiestoornissen. Mensen met klachten op het gebied van spraak, taal, stem,
gehoor en slikken kunnen bij een logopedist terecht voor onderzoek, behandeling en advies.
Door te praten en te luisteren begrijpen wij elkaar. In het dagelijks leven is het spreken
onmisbaar. Om te spreken moeten wij ademen, gebruiken wij onze stembanden, keel, neus, kaken,
tong en lippen. Om te kunnen spreken moeten wij ook kunnen horen, denken en begrijpen. Spreken
is dus een ingewikkeld proces. Voor alle problemen die met spreken en verstaan te maken hebben,
kunt u bij de logopedist terecht. Deze problemen kunnen zeer uiteenlopend zijn.
Logopedische stoornissen
Logopedische stoornissen kunnen voorkomen op vijf deelgebieden, namelijk taal, spraak, stem, gehoor en slikken.
Klik op onderstaande deelgebieden voor meer informatie.
Men spreekt van een vertraagde spraak- en taalontwikkeling wanneer een jong kind in zijn spraak
en taal duidelijk achterblijft bij leeftijdgenootjes. Het kind spreekt (nog) niet of opvallend
minder; de woordenschat is beperkt; het spreekt in onvolledige, kromme zinnen; soms begrijpt het
kind niet goed wat er gezegd wordt; of het spreken is minder goed verstaanbaar.
Een vertraagde spraak- en taalontwikkeling kan samenhangen met andere stoornissen zoals
slechthorendheid of een algehele ontwikkelingsachterstand. Maar het komt ook voor dat het
kind slecht spreekt zonder dat er een duidelijke oorzaak voor gevonden wordt.
Een vertraging in de spraak- en taalontwikkeling geeft problemen: het kind wordt door de
omgeving niet begrepen en het kan zich niet goed uiten. Dit kan tot gedragsproblemen leiden:
het kind wordt opstandig en driftig als het niet begrepen wordt of het gaat zich juist steeds
meer terugtrekken. Ook het leren op school kan problemen geven.
Afasie
Afasie is een taalstoornis die ontstaat door hersenletsel. Dit wordt meestal veroorzaakt
door een beroerte (CVA), maar kan ook ontstaan door een hersentumor, een ongeval of een andere
aandoening in de hersenen. Afasie komt het meest voor bij volwassenen en ouderen. Maar ook kinderen
en jongeren kunnen hersenletsel oplopen met een afasie tot gevolg.
Door afasie ontstaan er problemen met het spreken, het begrijpen, het lezen en het schrijven.
Samen geven deze talige problemen stoornissen in de communicatie. De aard en de ernst
van de afasie zijn onder andere afhankelijk van de plaats en de ernst van het hersenletsel.
Sommige mensen met afasie kunnen wel goed taal begrijpen, maar hebben moeite met het vinden
van de juiste woorden of met de zinsopbouw. Het komt regelmatig voor dat een afasiepatiënt
een ander woord zegt dan hij bedoelt. Ook komt het voor dat afasiepatiënten juist wél veel spreken,
maar wat zij zeggen is voor de gesprekspartner niet of moeilijk te begrijpen. Zij hebben vaak
grote problemen met het begrijpen van taal. Tijdens een gesprek vangen ze bijvoorbeeld alleen
trefwoorden op en bedenken zelf het verband hiertussen. Vooral bij ingewikkelde zinnen levert dit misverstanden op.
Naast het spreken en begrijpen kunnen er problemen zijn met het lezen en schrijven. Het
lezen van een boek of het volgen van een ondertiteling op de televisie is vaak moeilijk en soms onmogelijk.
Spraakontwikkelingsstoornissen: een kind laat klanken weg of vervangt klanken, waardoor de spraak slecht verstaanbaar is.
Algemene articulatiestoornissen: een kind of volwassene spreekt onduidelijk, te snel en/of binnensmonds, waardoor de verstaanbaarheid verminderd is.
Verbale dyspraxie dit komt zowel bij kinderen als bij volwassenen voor. Dit is een stoornis in het besturen van de spraakspieren, waardoor klanken niet zo worden uitgesproken als ze zijn bedoeld
Stotteren: klanken of lettergrepen van woorden worden herhaald of verlengd; soms is er sprake van blokkades: het vastzitten op een klank.
Slissen: bij slissen worden klanken als de t/d/s/z uitgesproken met de tong tussen de tanden
Neurologische spraakstoornissen: een hersenziekte kan het spraakvermogen aantasten (bv. bij Parkinson) Na een hersenbloeding, een herseninfarct of een hersentrauma kunnen verlammingen van de spraakspieren optreden.
Nasaliteit: bij kinderen met een aangeboren gehemelte- of lipspleet (schisis) is de spraak vaak minder verstaanbaar. Doordat het gehemelte niet goed kan worden opgetrokken, ontsnapt bij spreken teveel lucht door de neus. Ook zonder vervormingen aan het gehemelte wordt het gehemelte soms niet goed opgetrokken, waardoor teveel lucht ontsnapt bij spreken. Er is dan sprake van open nasaliteit. Wanneer geen of te weinig gebruik wordt gemaakt van de neusweg bij het spreken, is er sprake van gesloten nasaliteit.
Heesheid
Heesheid kan ontstaan door verkeerd stemgebruik of door overbelasting van de stem. Soms
ontstaan door verkeerd stemgebruik knobbeltjes of poliepen op de stembanden, of raken de
stembanden geëerriteerd. De stembanden sluiten dan niet goed meer en de stem klinkt hees.
Na een operatie of infectieziekte kan een stembandverlamming ontstaan, waardoor de stem hees klinkt
of er zelfs helemaal geen stemgeluid meer mogelijk is.
Keelklachten
Als men in het dagelijks leven de stem intensief moet gebruiken bij spreken en zingen,
kan dit keelpijn en stemklachten tot gevolg hebben.
Intensief stemgebruik vermoeit de keel en het fijne weefsel van de stembanden.
Er kan een gevoel bestaan van een slijmpropje of kriebel in de keel dat niet weggeslikt kan worden.
De keel kan branderig, pijnlijk of dichtgesnoerd aanvoelen en is geïrriteerd. Deze klachten kunnen
ook voorkomen bij veelvuldig keelschrapen en kuchen.
Iedereen kan deze keelklachten krijgen, bijvoorbeeld na een feest of tijdens een verkoudheid.
Ze zijn dan van voorbijgaande aard. Als echter keelpijn na intensief stemgebruik regelmatig blijft voorkomen,
kan men daarvan zoveel hinder ondervinden, dat de zin om te spreken afneemt. Bovendien kunnen personen
met een spreekberoep op den duur stemklachten ontwikkelen. De stem wordt hees of schor, valt weg en kan
niet meer zo gebruikt worden als men wil. Vaak ontstaat dit omdat er niet de juiste verhouding is tussen
stembelasting en stemrust; de stem heeft onvoldoende tijd om te herstellen.
Hyperventilatie
Hyperventilatie is een manier van ademhalen waarbij adem en lichamelijke activiteit niet goed
op elkaar zijn afgestemd. Meestal wordt er te snel of te diep geademd, waardoor extra koolzuur (CO2) wordt uitgeademd.
Het gevolg is dat het koolzuurgehalte in het bloed daalt en er een verandering in de zuurgraad van het bloed optreedt.
Hyperventilatie kan verschillende gevolgen hebben. Symptomen die vaak genoemd worden zijn duizeligheid, tintelingen,
ademnood en hartkloppingen. Meestal ervaart men deze symptomen als zeer beangstigend. Hyperventilatie kan optreden als een
plotselinge aanval (acute vorm) en als een vrijwel constante manier van ademen (chronische vorm).
Hyperventilatie kan zowel bij kinderen als bij volwassenen optreden en komt voor bij vrouwen en mannen.
Hyperventilatie hangt vaak samen met spanningen. Soms is een duidelijk aanwijsbare oorzaak aanwezig zoals
een verkeersongeval of het overlijden van een naaste. Vaak echter is er sprake van gevoelens van onzekerheid
en angst en het niet op een effectieve manier omgaan met de eisen die het leven stelt. Hyperventileren kan
ook uitsluitend een verkeerde ademgewoonte zijn, die vaak voorkomt in combinatie met voortdurend door de mond ademen.
Tenslotte kunnen hyperventilatieklachten optreden als er te snel en vrijwel zonder pauzes gesproken wordt.
- Horen wat een ander zegt
- Wat je zelf zegt moet worden gehoord om goed te kunnen spreken (bijvoorbeeld als voorwaarde voor articulatietraining)
- Als je niet (meer) kunt horen, dan is het belangrijk om te leren hoe je moet liplezen (spraakafzien) of hoe (ondersteunende) gebarentaal te gebruiken. De logopedist in een audiologisch centrum kan tevens gehoortesten afnemen en hoorapparatuur aanpassen
- Goed kunnen luisteren: aandacht en concentratie zijn hierbij belangrijk
- Op het gehoor klanken kunnen herkennen en weten welke letter bij welke klank hoort, wat voorwaarden zijn voor het leren lezen.
Slikproblemen bij jonge kinderen
Eet- en drinkstoornissen ontstaan doordat kinderen de spieren die nodig zijn bij het zuigen,
afhappen van een lepel, bijten, kauwen en slikken niet onder controle hebben. Een kind kan ook afwijkende
voedingsreflexen hebben. Kinderen met eet- en drinkstoornissen verslikken zich regelmatig en/of spugen veel.
Het kan ook zijn dat een kind de voeding gaat weigeren. Sommige kinderen krijgen dan sondevoeding.
Er kunnen verschillende oorzaken zijn. De baby is bijvoorbeeld te vroeg geboren en heeft nog onvoldoende
kracht en uithoudingsvermogen om te zuigen en te slikken. Soms is het slikmechanisme verstoord door beschadiging
van mond of keel, of de besturing van het slikken vanuit de hersenen functioneert niet goed. Dit kan het gevolg
zijn van hersenletsel opgelopen voor, tijdens of na de geboorte. Soms kan het kind wel slikken, maar wil dat niet,
om verschillende redenen. Ook dan kan de arts besluiten het kind met een sonde te voeden.
Slikproblemen bij volwassenen
Na hersenletsel (bijvoorbeeld door een beroerte, ongeval, tumor) of een aandoening van het zenuwstelsel (bijvoorbeeld MS, Parkinson, A.L.S.) kan de aansturing van spieren problemen geven. Door een operatie in het hoofd- en halsgebied treden soms plaatselijke beschadigingen op of zijn er belemmeringen waardoor het eten en drinken minder gemakkelijk gaat.
Afwijkend mondgedrag
Afwijkende mondgewoonten zijn gewoonten die negatieve gevolgen hebben voor de gebits- en kaakstand, de uitspraak en het gehoor. Afwijkende mondgewoonten zijn: mond ademen, open mondgedrag, verkeerd slikken, lage tongpositie in rust, en duim-, speen en vingerzuigen. Deze gewoonten kunnen het gevolg zijn van elkaar of elkaar in stand houden.